Nieuwsbrief der Lage Landen 26: Burgerman ende Edelman
Een klassestrijd, een vermaarde vlootheer en een gedicht voor enen Rotterdamsen oudburgemeester.
"Dees linker wil een bruid van haaren bruîgom rooven.
Neen, kaalen edelman, vertrek! gy wordt verschoven."
De Nieuwsbrief der Lage Landen is de terugkerende nieuwsuitgave van het Zaakwoordenboek der Lage Landen – waarin zowel bijzonder, zeldzaam en/of schoon Nederlands wordt uitgelicht als wetenswaardigheden, gedichten en de laatste ontwikkelingen betreffende het zaakwoordenboek. Uitsluitend beschikbaar op Righartswoord. Tekene in om op de hoogte te blijven.
Geachte lezenaar(ster),
in ons tijdperk is het niet ongewoon dat de samenleving in drie verschillende klassen wordt gedeeld—de onderklasse, middenklasse en bovenklasse—maar uiteindelijk komt het neer op zij des volks zonder aanzienlijke macht en/of invloed en zij met: de "plebejer" en de "patriciër"; of anders gezegd, de burgerman en de edelman.
...hun waardige evenknieën niet te vergeten, de burgervrouw en de edelvrouw (of deftiger: burgervrouwe en edelvrouwe).
Eerst een blik naar het verleden:
Een patriciër—van Latijn patricius [adellijk] afgeleid, letterlijk te vertalen als aanzienlijke—was in het oude Rome een lid der hogere maatschappelijke klasse, vaak telg uit adellijke sibben. Hij bezat zowel staatkundige als maatschappelijke macht, had voorrecht zoals toegang tot staatkundige verrichtingen en had invloed op godsdienstige aangelegenheden.
Een plebejer—van Latijn plebeius [tot het volk behorend] afgeleid—was daarentegen in eenzelfde tijdperk een lid der lagere maatschappelijke klasse. Hij had beperkte staatkundige rechten, minder maatschappelijke invloed en was vaak ambachtslid, boer of arbeider.
Nu terug naar het heden:
In het Nederlands leven deze begrippen voort als edelman / edelvrouw(e) en burgerman / burgervrouw(e); zonder een derde smaak, want de verschillen tussen de midden- en onderklasse zijn onduidelijk en willekeurig. Hun macht en invloed zijn van elkander niet zo verschillend, ongeacht hoeveel rijkdom de middeners kunnen vergaren. In staatkundige stelselen in het algemeen is dit van weinig belang, want enkel hij die de uitzondering kan bepalen is oppermachtig; de bovenklasse. Het is begrijpelijk dat in ons tijdperk het niet altijd meer overduidelijk is wie zich in welke kring bevind, maar een ieder met een scherpe blik herkent de verdeling.
De -e achter de vrouwelijke woorden hierboven is omdat vrouwe ons woord voor Frans "dame" is, dus de -e kan worden weggelaten – het hangt ervan af hoe deftig de uitkomst is gewenst.
Tot slot, het is goed om te onthouden dat wij het over mensen hebben die lid ener klasse zijn met afwijkende meervoudvormen: niet -mannen en -vrouwen, maar het gemeenslachtige -lieden.
Enkelvoud | Meervoud |
---|---|
burgerman | burgerlieden |
burgervrouw(e) | burgerlieden |
edelman | edellieden |
edelvrouw(e) | edellieden |
Vandaag in 1676
29 grasmaand
29 grasmaand 1676: vlootheer Michiel Adriaenszoon 'Bestevaêr' de Ruyter overlijdt te Syracuse aan verwondingen die hij een week eerder tijdens de Slag bij Agosta opliep. Zijn rustplaats is de Nieuwe Kerk te Amsterdam.
Michiel de Ruyter is een der bekendste zeehelden uit de Nederlandse geschiedenis, in dienst van den Staatse vloot des Gemenebests der Zeven Verenigde Nederlanden. Hij wordt algemeen als zijns tijds grootste vlootheer beschouwd, onder andere door zijn overwinningen tijdens de Engels-Nederlandse oorlogen; waaronder de vermaarde Tocht naar Chatham in 1667.
De Ruyter was afwisselend in des staats dienst en in dat van reders, en was een tijdlang als zelfstandig walvisvaart-ondernemer werkzaam.
De rang van De Ruyter, luitenant-admiraal-generaal, was gericht voor hem in 1673 geschapen—door koning-stadhouder Willem III—om zijn gezag en aanzien aan te geven.
Van zijn vijf kinderen zou zijn jongste zoon, Engel de Ruyter (1649-1683), in zijn voetsporen treden, tot de rang van vice-admiraal [ondervlootheer].
"Veel droeve om niewe vré, veel dolle om niew gevecht"
Laaglands Dichterij
Aan Hendrik Willemz Nobel, oudburgemeester van Rotterdam:
Vriend Nobel, 'toude jaer sloot ghisteren sijn deuren,
Wat sult ghij niewicheyts in 't niewe sien gebeuren?
'Twenscht allom al om niew, wat pap verdouwen can,
'tKindt om de niewe kolff, 'twijff om een niewen man,
Veel mans om niewe wijffs, veel knechts om niewe heeren,
Veel vrecken om niew gelt, veel gecken om niew' kleeren,
Veel boeren om niew' vrucht, veel hoeren om niew' vreucht,
Veel kalen om niew haer, veel grijse om niewe jeught;
Veel maghere om niew vett, veel arme om niewe neeringh
Veel boose om niewe wett, veel booser om niew' leeringh,
Veel dorstighe om niew nat, veel leckre om niew gerecht,
Veel droeve om niewe vré, veel dolle om niew gevecht,
Maer hebb jck oock een beurt in 'sWerelts werre-wenschen?
Hoort Nobel vriendt, en lacht; jck wensch om niewe menschen:
Off wilt ghij claerder zien waer mij het schoen-oor spant,
Ick wensch in 'tniewe Jaer om 'toude Engelandt.
—Constantijn Huygens (1596-1687)
Hoogachtend,
C. J. Righart